Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom geef [51]geschenken aan [52]Morescheth-[53]Gaths; de huizen van [54]Achzib zullen den koningen van Israel tot een [55]leugen zijn. 51. Alzo wordt het Hebr. woord [dat van] zenden [zijn oorsprong heeft] ook gebruikt 1 Kon.9:16. 52. Zie Jer.26:18. Anders, aan de bezitting; dat is omtrek van Gath. 53. Een koninklijke stad van de Filistijnen, [gelijk boven vs.10], welker vriendschap en hulp zij zouden zoeken door geschenken, maar tevergeefs, wil de profeet zeggen. Daar was ook een stad Marescha, toebehorende aan Juda, die bij Achzib gesteld wordt, Joz.15:44; ook worden Gath en Marescha bij elkander gevoegd, 2 Kron.11:9. Zie aldaar. 54. Zie van Achzib in Juda, Joz.15:44, en van een ander in de stam Aser, [gelegen aan de Middellandse zee, naar sommige kaarten] Richt.1:31. Het kan zijn dat hier door de huizen van Achzib verstaan worden de soldaten, die de koningen van Israel nu en dan gehuurd mogen hebben van de overgebleven Kanaanieten, of dat zij met de ingezetenen van die streken een verbond mogen hebben gemaakt, en nu met hen hadden, om hen bij te staan tegen de Assyrier, doch al tevergeefs. De profeet noemt de stad Achzib alleen om de overeenkomst van de woorden Achzib en Achzab, dat is, leugen, of een leugenaar; gelijk in het volgende Marescha, en erfgenaam. Anderen verstaan, door de koningen van Israel de koningen van Juda, die over Israel of van de tien stammen overblijfsel zouden regeren, maar van de Babyloniers uitgeroeid worden. 55. Dat is, zullen hun faillieren, bedriegen.